Door: Babeth Fonchie Fotchind
het leven is geen speelplaats, waar je experimenteert
met wat in het luchtledige zogenaamd
geen plek mag hebben. wie bepaalt wat waar
mag bestaan, wanneer iets is afgedaan.
de emaille koekenpan met beschadigde binnenkant,
een lepelsteel ligt verward in de wasbak
bedenkt of hij zichzelf nog importantie kan geven
als deurstopper. de scharnieren piepen, doen dat al
geruime tijd.
je steekt een sigaret op en breekt de dag doormidden,
op straat vinden kinderen een lieveheersbeestje
met gebroken vleugel. het leven is geen speelplaats, toch
wissel je geheimen uit alsof het flippo’s zijn. hoe duisterder
het verhaal, hoe groter de waarde van het rondje.
wat is existentie dan wel,
wroeten in geconcentreerde aarde, verpotten op
het tijdstip dat jou uitkomt. de gastarbeiders
dachten dat hun familie
nakomen mocht, het is al veertig keer
november geweest en pas nu zijn ze samen
met hun kinderen
die met jouw kinderen willen zijn. dit
zijn de zaken waar jij je zorgen aan wijdt
terwijl je met je benen languit in je plezierboot
door de grachten vaart, zelfs wanneer de vloeibaar
geworden uitwerpselen van je stadsgenoten
je vertellen dat ze je beu zijn
ben je verontwaardigd over hoe in de lucht,
in het troebele water en in de
groeven van je herenhuis de gevolgen van exotisme
en luiheid zichtbaar zijn. de zon schaamt zich
voor jouw handen die mouwen
nooit voorbij gaan. werkers komen in vele vormen,
maar niet in de jouwe. het leven is geen sudoku
op een scherm, alles kun je wissen
doen alsof je nooit fouten maakt. het is ook
geen klimrek met rubberen mat
om zacht op te vallen.
misschien ben jij degene
die niet buiten zou mogen spelen.