In de jaren ‘50 van de 18e eeuw ondernam de Zweedse bioloog Carl Linnaeus de krachttoer om alle soorten van Europa in kaart te brengen. Zijn Species plantarum en Systema naturae gelden nog altijd als basis voor de manier waarop wij planten en dieren classificeren.
Planten en dieren die hier op het min of meer toevallige moment dat Linnaeus zijn taxonomie maakte gevestigd waren, worden beschouwd als inheemse soorten.Wat zich daarna hier vestigde (door toedoen van de mens) wordt een ‘exoot’ genoemd. Soorten die zich vervolgens heel snel verspreiden en een negatieve invloed op de biodiversiteit uitoefenen, worden ‘invasief’ genoemd. Vanwege Linnaeus heet de Japanse duizendknoop eigenlijk Fallopia japonica, de Reuzenberenklauw Heracleum mantegazzianum en de Waterwaaier Cabomba caroliniana.
Volgens de Europese regelgeving mogen invasieve exoten radicaal uitgeroeid worden. De gemeente Amsterdam trekt bijvoorbeeld 8 miljoen euro uit om van de Japanse duizendknoop af te komen. Maar bijna 200 jaar geleden werd die door botanisten van de Hortus in Leiden in de 19e eeuw juist met zorg geïmporteerd en gekweekt. Hij werd verspreid als geliefde sierplant voor in hofjes en naast gazonnen. Vanuit Nederland heeft de Japanse duizendknoop heel Europa bereikt en inmiddels is hij bijna niet meer te stoppen. Zijn kruipende wortelstokken, of rhizomen, zijn oersterk en kunnen een eindje verderop weer een hele nieuwe plant doen ontspruiten. Het woekerende wortelnetwerk is in staat om grote schade aan te richten aan funderingen, rioleringen en wegdek.
De Reuzenberenklauw komt uit de Kaukasus en aanraking van het blad kan leiden tot serieuze brandwonden. De Waterwaaier komt oorspronkelijk uit Amerika en verstopt met zijn explosieve groei regelmatig waterwegen. Dat leidt tot stremmingen en dure motorschade bij boten. Deze drie plantensoorten zijn samen met vele anderen nu aangeduid als ongewenste soorten en hebben een officieel exotenpaspoort in het Nederlands Soortenregister.
Een ode aan de symptoombestrijding
Collectief Walden is gefascineerd door het fenomeen van invasieve exoten. De terminologie op zich roept al vragen op over wat wij als ‘natuurlijk’ beschouwen. Zolang soorten ons bekoren en niet schaden, mogen zij deel uitmaken van onze natuurlijke omgeving. Het is ironisch dat invasieve exoten veelal door bewust toedoen van de mens worden geïntroduceerd.
Met RADIX toont Collectief Walden dat onze omgang met invasieve exoten eigenlijk tekenend is voor ons handelen als soort, de mens, op de planeet. We willen wel de lusten, maar niet de lasten van onze expansieve ambities. We willen de natuur naar hartelust exploiteren, maar niet blootgesteld worden aan de virussen die daarbij overspringen. We willen globaal vrij verkeer, maar alleen van dat wat ons bekoort. En een soort die we eerst koesterden, kunnen we plotseling ontmaskeren als schadelijk: dan valt hij uit de gratie.